Paul Kruithof werkt als onderzoeker in het Maastricht UMC+ (MUMC+). Hij doet onderzoek naar een medicijn tegen een speciale vorm van longkanker, EGFR. In het OSIBOOST 2 onderzoek probeert hij erachter te komen welke dosis van het medicijn het beste past bij welke patiënt.
Wat is EGFR?
Sommige patiënten die longkanker krijgen, hebben een speciale verandering (mutatie) in de kanker. Dat betekent dat er een verandering zit in het DNA, die we soms kunnen behandelen. Eén van die mutaties is de EGFR-mutatie. EGFR staat voor: Epidermal Growth Factor Receptor. Normaal is EGFR in ieder mens aanwezig, ook in gezonde personen. Het EGFR zorgt dan voor het doorgeven van een signaal van buiten naar binnen om een cel te laten delen. Soms wordt de EGFR overactief door de verandering in het DNA (mutatie). Dat betekent dat er de hele tijd signalen worden gegeven van buiten naar binnen. Hierdoor gaat de cel ongeremd delen, waardoor er kanker ontstaat. Dit is bij ongeveer 12 op de 100 patiënten met niet-kleincellige longkanker in stadium 4 het geval. Longkankercellen met een EGFR-mutatie reageren vaak goed op behandeling met medicijnen die de werking van EGFR blokkeren. Deze medicijnen zijn tabletten. De tabletten worden doelgerichte therapie of TKI’s (tyrosine-kinase remmers) genoemd.
Waarom dit onderzoek?
Paul: “Osimertinib is een medicijn dat wordt gebruikt bij patiënten met longkanker met een EGFR-verandering. Osimertinib werkt goed voor veel patiënten, maar het geeft ook veel bijwerkingen, en het is erg duur. In 2022 stond osimertinib zelfs in de top-10 van medicijnen in Nederland met de hoogste kosten. Op dit moment krijgen alle patiënten dezelfde dosis, of je nou groot of klein, jong of oud bent. Veel patiënten krijgen een heel hoge dosis, terwijl ze dat eigenlijk niet nodig hebben. Ze lopen hierdoor extra risico op bijwerkingen en de zorgverzekeraar moet heel veel extra geld betalen. Meer kosten voor de zorgverzekeraar betekent dat mensen een hogere zorgpremie moeten betalen. Dit zijn redenen waarom we de Osiboost 2A studie zijn begonnen.
Kijken naar de hoeveelheid medicijn in het bloed
Bij de Osiboost 2A studie gaan we meten hoeveel osimertinib er in het bloed van de patiënt zit. Want zelfs als iedereen evenveel medicijn krijgt, is de hoeveelheid medicijn die in het bloed komt verschillend. Bijvoorbeeld doordat de ene persoon groter is dan de andere, maar er zijn ook andere redenen. Nadat iemand begonnen is met het gebruiken van het medicijn, kijken we hoeveel er in het bloed zit, en daarna passen we de dosering (hoeveel iemand nodig heeft) aan. Als iemand heel veel osimertinib in het bloed heeft, geven we die persoon een lagere dosis. Als iemand juist weinig osimertinib in het bloed heeft, gaan we die persoon eerst ‘boosten’. Dat betekent dat we die persoon een extra medicijn geven (cobicistat). Dit extra medicijn zorgt ervoor dat de osimertinib minder snel wordt afgebroken in het lichaam. De osimertinib blijft dan langer in het lichaam, zonder dat de patiënt extra osimertinib hoeft te slikken. In onze vorige studie (Osiboost 1) hebben we gezien dat dit goed werkt, en geen extra bijwerkingen geeft. Nadat de behandeling is aangepast blijven we regelmatig controleren of de hoeveelheid osimertinib in het bloed nog steeds goed is. Zo zorgen we ervoor dat de patiënt wel genoeg osimertinib krijgt om er zeker van te zijn dat de longkanker zo goed mogelijk wordt behandeld, maar dat de patiënt toch zo weinig mogelijk kans heeft op bijwerkingen.
Een andere hoeveelheid bij uitzaaiingen in de hersenen (Osiboost 2B)
Terwijl sommige mensen misschien wel te veel osimertinib krijgen, zijn er soms ook mensen die misschien juist te weinig krijgen. Dit kan zorgelijk zijn bij patiënten die uitzaaiingen in de hersenen hebben. Als er te weinig osimertinib in de hersenen komt, kan het zijn dat de uitzaaiingen in de hersenen gaan groeien. In het verleden kregen deze patiënten soms een dubbele dosis osimertinib. Helaas is dat zo duur dat de zorgverzekeraar er niet meer voor wil betalen. Hiervoor hebben we de Osiboost 2B studie opgezet. In de Osiboost 2B studie gaan we kijken of we osimertinib kunnen ‘boosten’. Patiënten die hersenuitzaaiingen hebben gekregen, terwijl de kanker in de longen nog wél onder controle is, geven we het extra medicijn (cobicistat). Dit medicijn zorgt ervoor dat osimertinib minder snel wordt afgebroken in het lichaam. Zo hopen we de uitzaaiingen in de hersenen beter kunnen behandelen dan zou kunnen met alleen maar osimertinib.
In welke ziekenhuizen kunnen patiënten meedoen met dit onderzoek?
Het onderzoek wordt gedaan in Maastricht (MUMC+), Rotterdam (Erasmus MC), Amsterdam (Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis) en in Groningen (UMCG). Patiënten met EGFR die osimertinib krijgen, kunnen nog meedoen aan het onderzoek tot begin 2026.
Als patiënten mee willen doen kunnen ze deze informatie aan hun longarts geven. Dan kan de longarts met ze kijken of ze mee kunnen doen aan het onderzoek.
Volgende onderzoek: OSI SAVE
Omdat we graag zeker willen zijn dat alle patiënten genoeg osimertinib krijgen, is Osiboost 2A best een ingewikkelde studie (bloedprikken, dosis aanpassen, en soms zelfs een extra medicijn). Om te zien of dit eenvoudiger kan, gaat over een tijdje de volgende studie (OSI SAVE) beginnen in Rotterdam. Mensen die meedoen aan Osiboost 2A, mogen dan ook nog overstappen naar de OSI SAVE.”
In contact komen met patiënten met EGFR
Wil je in contact komen met andere patiënten met een EGFR-mutatie, kijk dan ook eens in onze besloten Facebookgroep voor patiënten met EGFR of op de pagina van de Amerikaanse groep van EGFR patiënten.