Maastricht/Groningen/Delft – Sinds medio december wordt onder bepaalde voorwaarden protonentherapie vergoed voor longtumoren in Nederland door de zorgverzekering. Ook voor deze patiënten kan protonentherapie een uitkomst bieden. Bij deze innovatieve manier van radiotherapie stopt de straling namelijk in de tumor. Gezonde organen, zoals het hart, de longen en de slokdarm, worden hierdoor beter gespaard. Patiënten hebben dus minder kans op specifieke bijwerkingen. Onlangs hebben Maastro in Maastricht en UMC Groningen al de eerste patiënten met longkanker kunnen bestralen met protonen.
Bijzondere doelgroep
Bestraling is voor patiënten met longkanker vaak een vast onderdeel in de behandeling. De standaard bestraling wordt toegediend met fotonen. Deze behandeling is intussen zo geavanceerd dat meestal aan de dosisbeperkingen van de gezonde organen wordt voldaan. Met protonentherapie kan vaak de dosis op deze organen nog verder worden verminderd, waarmee de kans op een bestralingslongontsteking en slikklachten wordt verkleind. Op langere termijn wordt het risico op ernstige bijwerkingen aan het hart verminderd.
“Door het gebruik van nieuwe modellen gebaseerd op gegevens van Nederlandse patiënten met longkanker, kunnen we nu voor een individuele patiënt goed inschatten of deze baat heeft bij protonentherapie”, zegt Judith van Loon, radiotherapeutoncoloog bij Maastro in Maastricht. “We hebben deze met een landelijke werkgroep verwerkt in modellen voor het landelijk indicatieprotocol voor protonentherapie. Dat is nu medio december goedgekeurd door het Zorginstituut Nederland.”
Het effect van protonen op de tumor is gelijkwaardig aan dat van de klassieke fotonen bestraling. Protonen sparen bij sommige patiënten echter meer gezonde weefsels dan fotonen. Naar verwachting zal ongeveer 20% van de patiënten met longkanker die bestraald kunnen worden in aanmerking komen voor deze nieuwe vorm van radiotherapie. Om te bepalen of protonentherapie geschikt is voor iemand met longkanker is er een “indicatieprotocol” opgesteld. Dit is een richtlijn voor de radiotherapeut om in te schatten of een patiënt voordeel zal hebben van protonentherapie in plaats van radiotherapie met fotonen.
Extra moeilijk
Bij longkankerpatiënten is er sprake van een bewegende tumor. Dit komt door de invloed van de ademhaling. Dat maakt de protonenbestraling - meer dan bij andere types kanker – extra moeilijk. “Juist doordat protonentherapie zijn dosis zo precies afgeeft in het lichaam, is de invloed van beweging veel groter dan bij de standaardbehandeling met fotonentherapie,” stelt Robin Wijsman, radiotherapeut-oncoloog bij UMC Groningen. “Het heeft dan ook wel even geduurd voordat we technisch alles hadden voorbereid om de eerste longkankerpatiënt te kunnen bestralen.”
De verwijzing
Een longkankerpatiënt komt altijd eerst bij de longarts. Die zal vervolgens de behandelopties bespreken met het behandelteam, waarvan ook altijd een radiotherapeut-oncoloog lid is. Hier zal worden bekeken of de patiënt zal worden behandeld met radiotherapie. De patiënt wordt dan verwezen naar de radiotherapeut-oncoloog, die een standaard fotonenbestralingsplan zal laten maken. Indien het dan lijkt dat protonenbestraling mogelijk een beter resultaat zal geven, wordt in het dichtstbijzijnde protonencentrum een protonenplan gemaakt, om de plannen te vergelijken. “Als er inderdaad voldoende voordeel is en de patiënt wil het zelf ook, kan de patiënt daadwerkelijk worden verwezen voor de protonenbehandeling,” aldus de drie radiotherapeut-oncologen. “Wij zijn enorm blij dat we nu ook deze patiëntengroep de voordelen van protonenbestraling kunnen aanbieden!”
Bron: Maastro